Levend Bronwater
Toen Izak ´t water aan de lippen stond,
trok hij naar ´t Filistijnse land.
Brodeloos zijn maag en dorstig was zijn mond,
verzilt de waterkant.
Maar diep beneden, in een niemendal,
stuitte zijn staf op ronde stenen randen:
stokoude, door Abraham ontgonnen waterwel.
Het water liep tussen zijn tanden.
Maar ach, de waterloze, in jaloezie gestampte aarde,
versperde de verweerde, open mond,
maakte vaders noeste arbeid van generlei waarde.
Amechtig groef Izak, tot hij levend water vond.
Toen betwistten de inlanders van Gerar
tot tweemaal toe zijn rechten op een bron.
Tot drie keer toe moest hij op zoek naar water
en groef, tot hij niet langer kon.
Uiteindelijk gaf God hem ruimte: ´Rehoboth´. Het staat er!
Ook wij zijn dorstig, diep van binnen.
We stoten op de Kerk, aloude bron van inspiratie.
Maar met dode organisatie,
aangestampte fusie,
kunnen wij niets beginnen,
o illusie! – want met levend water heeft het geen relatie.
O Here van de Kerk, ontledig ons van doodsheid.
Geef leven en verkwikking uit Uw mond,
en Rehoboth: levensruimte, begrensd door Uw nabijheid.
O diepe bronwel, maak ons hart gezond.
O Jezusbron, levend water, dat redt en geneest,
doe ons gerijpte vrucht voldragen door Uw Geest!
bron: dit gedicht komt uit een stuk van ds L. P. Blom, getiteld:
Réveil voor de Kerk volgens het oorspronkelijk bestek |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten